Chicago verklaringen

De Chicago Verklaringen over de Onfeilbaarheid van de Bijbel ofwel de Stellingen van Chicago (Engels: Chicago Statement on Biblical Inerrancy) zijn in oktober 1978 opgesteld door ongeveer 200 evangelicaleleiders. Deze stellingen hebben als doel om de onfeilbaarheid van de Bijbel te verdedigen tegenover de vrijzinnige theologie.

Negentien Stellingen over Biblical Inerrancy, vastgesteld tijdens het Eerste International Congres on Biblical Inerrancy, gehouden te Chicago in Oktober 1978.

Artikel 1

WIJ BEVESTIGEN dat de Heilige Schrift ontvangen moet worden als het gezaghebbende Woord van God.

WIJ ONTKENNEN dat de Schrift haar gezag ontleent aan de kerk, de traditie of andere menselijke bron zoals de wetenschap, de filosofie of de ervaring.

Artikel 2

WIJ BEVESTIGEN dat de Schrift de hoogste geschreven norm is, waardoor God het geweten bindt en waaraan het gezag van de kerk zich moet onderwerpen.

WIJ ONTKENNEN dat concilies, synodes of kerkelijke geloofsbelijdenissen een gezag hebben groter of gelijk aan de Heilige Schrift.

Artikel 3

WIJ BEVESTIGEN dat de gehele Bijbel een openbaring is die door God is gegeven.

WIJ ONTKENNEN dat de Bijbel alleen een getuigenis is omtrent goddelijke openbaring, of tot openbaring wordt in de persoonlijke ervaring.

Artikel 4

WIJ BEVESTIGEN dat God de mens maakte naar Zijn beeld en de taal als middel van openbaring gebruikte.

WIJ ONTKENNEN dat de taal van de mens niet een voertuig zou kunnen zijn van goddelijke openbaring en dat corruptie door de zonde Gods werk in de Openbaring heeft gehinderd of verhinderd.

Artikel 5

WIJ BEVESTIGEN dat de openbaring voortschrijdend/progressief is.

WIJ ONTKENNEN latere openbaring die vroegere openbaring in de Schrift tegenspreekt of ontkent.

WIJ ONTKENNEN dat er verdere normatieve openbaringen zijn gegeven na de afsluiting van het Nieuwe Testament.

Artikel 6

WIJ BEVESTIGEN, dat de hele Schrift in al haar delen (alle woorden) geïnspireerd is door God. Dat is dus méér dan alleen inspiratie van gedachten.

WIJ ONTKENNEN dat inspiratie bevestigd kan worden met betrekking tot het geheel zonder de delen, alsook dat zij bevestigd kan worden met betrekking tot de delen zonder het geheel.

Artikel 7

WIJ BEVESTIGEN dat de inspiratie het werk is waardoor God door de Heilige Geest door middel van menselijke schrijvers ons Zijn Woord geeft. De oorsprong is goddelijk, de wijze van inspiratie is een geheimenis.

David wist dat hij de woorden van God sprak, 2 Sam. 23.2. Kajafas profeteerde zonder dat hij het wist, Joh. 11.49-52. De profeten van het Oude Testament spraken: zo zegt de Here.

WIJ ONTKENNEN dat inspiratie herleid kan worden tot menselijk inzicht of tot een verhoogde staat van bewustheid.

Artikel 8

WIJ BEVESTIGEN dat God de verschillende persoonlijkheden en literaire stijlen van de schrijvers heeft gebruikt die Hij gekozen en voorbereid heeft. Zo was bijv. Amos een boer en Lucas een arts.

WIJ ONTKENNEN dat God de persoonlijkheden van de schrijvers buiten werking stelde.

Artikel 9

WIJ BEVESTIGEN de betrouwbaarheid inzake alle onderwerpen waarover de Bijbel spreekt, ofschoon zij niet pretendeert alles te zeggen dat er over bepaalde zaken te weten is: soms wordt slechts gedeeltelijke informatie gegeven. Bij voorbeeld omtrent de zaken van natuurkundige of geschiedkundige aard.

WIJ ONTKENNEN dat de eindigheid of zondigheid van de Bijbelschrijvers noodzakelijkerwijs ook verdraaiing of vervalsing in Gods Woord heeft gebracht.

Artikel 10

WIJ BEVESTIGEN dat inspiratie alléén van toepassing is op de oorspronkelijke handschriften waarvan de tekst met grote nauwkeurigheid vastgesteld kan worden. En voorts dat kopieën en vertalingen het Woord van God zijn in zoverre zij getrouw de oorspronkelijke tekst weergeven.

WIJ ONTKENNEN dat enig wezenlijk element van het christelijk geloof wordt aangetast door afwezigheid van de oorspronkelijke handschriften, alsook dat de wèl aanwezige manuscripten niet voldoende zouden zijn geweest om de tekst getrouw over te leveren.

Artikel 11

WIJ BEVESTIGEN dat de Schrift, die gegeven is door goddelijke inspiratie, wáár en betrouwbaar is in alle zaken waarover zij spreekt.

WIJ ONTKENNEN dat het mogelijk is dat het Woord van God tegelijkertijd onfeilbaar én dwalend is in haar uitspraken.

Wij mogen dus niet stellen dat de Schrift onfeilbaar is wanneer ze spreekt over geloofszaken, doch feilbaar wanneer zij zich uitlaat op het terrein van biologie, geschiedenis enz.

Artikel 12

WIJ BEVESTIGEN dat de Schrift in haar geheel onfeilbaar (inerrant) is, vrij van dwaling en bedrog.

WIJ ONTKENNEN dat de Bijbelse onfeilbaarheid beperkt is tot geestelijke en godsdienstige onderwerpen, zoals die welke op de verlossing slaan, en tegelijk feilbaar zou zijn in uitspraken op het gebied van geschiedenis en wetenschap.

Alsook dat wetenschappelijke hypothesen over bijvoorbeeld de geschiedenis van de aarde gebruikt mogen worden om wat de Bijbel leert omver te werpen.

Artikel 13

WIJ BEVESTIGEN en handhaven de juistheid van het gebruik van “onfeilbaarheid” als theologische term met betrekking tot de volledige betrouwbaarheid van de Bijbel.

WIJ ONTKENNEN dat het juist is de Bijbel te evalueren volgens standaards (bijvoorbeeld die van de moderne literatuur) die anders zijn dan de standaards die uit de aard en het wezen van de Bijbel zelf voortvloeien.

WIJ ONTKENNEN dat foutloosheid weerlegd kan worden door Bijbelse gegevens over technische en/of wetenschappelijke onderwerpen, als deze onwetenschappelijk zouden zijn.

OPMERKING: De Bijbel beschrijft tal van zaken zoals observatie van de natuur op een wijze zoals de schrijver, als mens, het ervaart. Soms wordt een bepaalde stijlfiguur gebruikt zoals overdrijving, of worden ronde getallen gebruikt. Dikwijls worden selecties van verhalen naar onderwerp beschreven of selecties in parallelle verhalen.

Ook het gebruik van vrije citaten komt voor. Het feit dat de meeste Bijbelschrijvers geen wetenschappers zijn wil nog niet zeggen dat er fouten in de Bijbel zouden voorkomen.

Artikel 14

WIJ BEVESTIGEN de innerlijke eenheid en logische samenhang van de Schrift.

WIJ ONTKENNEN dat zogenaamde dwalingen en afwijkingen die nog niet zijn opgelost de aanspraken op waarheid van de Schrift tegengaan.

Artikel 15

WIJ BEVESTIGEN dat de leer van de onfeilbaarheid gegrond is op de Bijbelse leer van de inspiratie.

WIJ ONTKENNEN dat Jezus’ leringen over de Heilige Schrift opzij gezet kunnen worden met een beroep op aanpassing van Hem aan zijn tijd, of op enige natuurlijke beperking vanwege zijn mens-zijn.

Artikel 16

WIJ BEVESTIGEN dat de leer van de onfeilbaarheid een wezenlijk bestanddeel is geweest van het geloof van de kerk door de hele geschiedenis heen.

WIJ ONTKENNEN dat de leer van de onfeilbaarheid een leer is die uitgevonden zou zijn door het “scholastisch Protestantisme” en niet meer dan een reactie is op de negatieve hogere bijbelkritiek.

Artikel 17

WIJ BEVESTIGEN dat de Heilige Geest getuigenis aflegt van de Schrift, en de gelovigen verzekert van de betrouwbaarheid van Gods geschreven Woord.

WIJ ONTKENNEN dat het getuigenis van de Heilige Geest werkt los van of zelfs tégen de Schrift in.

Artikel 18

WIJ BEVESTIGEN dat de tekst van de Schrift uitgelegd moet worden met gebruik van de grammatikaal-historische exegese, rekening houdend met literaire vormen, en dat de Schrift zichzelf moet uitleggen.

WIJ ONTKENNEN de wettigheid van een dusdanige behandeling van de tekst of van het zoeken naar bronnen die er toe leidt dat de tekst:

“ge-ontmythologiseerd” wordt en/of niet meer als historisch beschouwd wordt.

WIJ ONTKENNEN de uitkomsten van studies die de aanspraken verwerpen inzake het auteurschap die de Bijbel zelf geeft.

Artikel 19

WIJ BEVESTIGEN dat het belijden van het volle gezag van de Bijbel van groot belang is voor het christelijk geloof, en dat dit leidt tot toenemende gelijkvormigheid aan het beeld van Jezus Christus.

WIJ ONTKENNEN dat de leer van de onfeilbaarheid verworpen kan worden zonder ernstige consequenties, zowel voor de individuele gelovige als voor de Gemeente van Jezus Christus.

INTERPRETATIE EN VERSTAAN VAN DE HEILIGE SCHRIFT

Vijf en Twintig Stellingen over Biblical Hermeneutics, vastgesteld tijdens het Tweede Internationale Congres on Biblical Inerrancy, gehouden te Chicago in November 1982

Artikel 1

WIJ BEVESTIGEN, dat het normatieve gezag van de Heilige Schrift het gezag is van God zelf, waarvan getuigenis wordt afgelegd door Christus, de Heer der Kerk.

WIJ ONTKENNEN de rechtmatigheid van het scheiden van het gezag van Christus van het gezag van de Schrift, of om de één tegen de ander te stellen.

Artikel 2

WIJ BEVESTIGEN dat zoals Christus God en Mens in één Persoon is, zo ook is de Schrift ondeelbaar, Gods Woord in menselijke taal.

WIJ ONTKENNEN dat de nederige, menselijke vorm van de Schrift fouten met zich meebrengt, evenmin als de menswording van Christus, zelfs in Zijn vernedering, zonde met zich meebracht.

Artikel 3

WIJ BEVESTIGEN dat de Persoon en het werk van Jezus Christus het brandpunt van de hele Bijbel is.

WIJ ONTKENNEN de juistheid van elke methode van uitleg die het Christocentrische karakter van de Schrift verwerpt of verduistert.

Artikel 4

WIJ BEVESTIGEN dat de Heilige Geest die de Schriften inspireerde, heden hierdoor handelt om geloof in haar boodschap te werken.

WIJ ONTKENNEN dat de Heilige Geest ooit aan iemand iets onderwijst dat in tegenspraak is met het onderwijs van de Schrift.

Artikel 5

WIJ BEVESTIGEN dat de Heilige Geest gelovigen in staat stelt om de Schrift persoonlijk te nemen en in hun levens toe te passen.

WIJ ONTKENNEN dat de natuurlijke mens in staat is om de bijbelse boodschap geestelijk te onderscheiden los van de Heilige Geest.

Artikel 6

WIJ BEVESTIGEN dat de Bijbel Gods waarheid uitdrukt in vaststaande (propositional) stellingen, en wij verklaren dat bijbelse waarheid zowel objectief is als absoluut.

WIJ BEVESTIGEN voorts dat een stelling waar is wanneer deze de zaken voorstelt zoals deze werkelijk zijn, maar dat het een dwaling is wanneer zij een verkeerde voorstelling van de feiten weergeeft.

WIJ ONTKENNEN dat, waar de Schrift bekwaam is om ons wijs te maken tot zaligheid, bijbelse waarheid in termen van deze functie dient te worden gedefinieerd.

WIJ ONTKENNEN voorts dat dwaling gedefinieerd moet worden als datgene wat opzettelijk bedriegt.

Artikel 7

WIJ BEVESTIGEN dat de bedoeling die in iedere bijbelse tekst wordt uitgedrukt enkelvoudig is, bepaald en vastomlijnd.

WIJ ONTKENNEN dat het in acht nemen van deze enkelvoudige bedoeling de verscheidenheid van haar toepassing uitsluit.

Artikel 8

WIJ BEVESTIGEN dat de Bijbel leringen en mandaten bevat die op alle culturele en situationele contexten van toepassing zijn, en andere mandaten die de Bijbel slechts op speciale situaties toepast.

WIJ ONTKENNEN dat het onderscheid tussen algemeen geldende en specifieke mandaten van de Schrift kan worden vastgesteld door middel van culturele en situationele factoren.

WIJ ONTKENNEN voorts dat algemeen geldende mandaten nooit ogen worden behandeld als slechts betrekkelijk, namelijk voor een bepaalde cultuur of situatie.

Artikel 9

WIJ BEVESTIGEN dat de term “hermeneutiek,” de historische aanduiding is voor de regels van de exegese, ook in bredere zin gebruikt mag worden voor het hele proces van onderzoek naar de bedoeling van de bijbelse openbaring en de betekenis ervan voor ons leven.

WIJ ONTKENNEN dat de boodschap van de Schrift wordt ontleend aan, of wordt bepaald door, het verstaan ervan door de vertolker.

Daarmee ontkennen wij dat de “horizonten” van de bijbelschrijver en van de uitlegger zodanig kunnen “samensmelten” dat hetgeen de tekst aan de uitlegger meedeelt niet uiteindelijk onder de controle staat van de uitdrukkelijke bedoeling van de Schrift.

Artikel 10

WIJ BEVESTIGEN dat de Schrift de waarheid van God aan ons woordelijk meedeelt door een grote verscheidenheid van literaire vormen.

WIJ ONTKENNEN dat de beperkingen die aan menselijke taal inherent zijn, de Schrift ontoereikend maken om Gods boodschap over te brengen.

Artikel 11

WIJ BEVESTIGEN dat vertalingen van de tekst der Schrift de kennis van God kunnen overdragen over alle grenzen van tijd en cultuur heen.

WIJ ONTKENNEN dat de bedoeling van bijbelse teksten zo verbonden is met de cultuur waaruit deze kwamen dat het onmogelijk is om dezelfde bedoeling in andere culturen te verstaan.

Artikel 12

WIJ BEVESTIGEN dat in de taak van de Bijbelvertaling en het onderrichten hiervan in de context van elke cultuur, alleen die culturele equivalenten mogen worden gebruikt die recht doen aan de inhoud van wat de Bijbel leert.

WIJ ONTKENNEN de wettigheid van methodes welke: of ongevoelig zijn voor de eisen van cross-culturele communicatie, of in dit proces de bijbelse bedoeling verdraaien.

Artikel 13

WIJ BEVESTIGEN dat een goed begrip van de literaire categorieën van de verschillende delen van de Schrift – formeel en stilistisch – essentieel is voor een goede exegese.

Daarom staan wij positief tegenover de genre-kritiek als één van de vele disciplines van studie van de Bijbel.

WIJ ONTKENNEN de rechtmatigheid van het leggen van categorieën van genre die de historiciteit ontkennen, over Bijbelverhalen die zich als echt gebeurd aandienen.

Artikel 14

WIJ BEVESTIGEN dat het bijbelse verslag van gebeurtenissen en van uitspraken van mensen met de historische feiten overeenkomt, ook al worden zij aan ons gepresenteerd in een verscheidenheid van geschikte literaire vormen.

WIJ ONTKENNEN dat de bijbelschrijvers of de overlevering waarvan zij uitgingen, ook maar één gebeurtenis of menselijke uitspraak zelf hebben verzonnen.

Artikel 15

WIJ BEVESTIGEN de noodzaak om de Bijbel uit te leggen overeenkomstig haar letterlijke of normale betekenis. De letterlijke betekenis is de grammaticaal-historische betekenis, dat wil zeggen de bedoeling die de schrijver heeft uitgedrukt.

Uitleg in overeenstemming met deze letterlijke betekenis zal rekening houden met alle vormen van beeldspraak en andere literaire vormen die in de tekst gevonden worden.

WIJ ONTKENNEN de wettigheid van een Schriftgebruik dat er een betekenis aan toekent die niet wordt ondersteund door de letterlijke betekenis.

Artikel 16

WIJ BEVESTIGEN dat wettige kritische technieken gebruikt moeten worden om de canonieke tekst en de bedoeling daarvan vast te stellen.

WIJ ONTKENNEN de wettigheid van het toelaten van elke methode van Bijbelkritiek die de waarheid of integriteit van de uitdrukkelijke bedoeling van de schrijver in twijfel trekt, of van welke andere onderwijzing dan ook die de Schrift leert.

Artikel 17

WIJ BEVESTIGEN de eenheid, harmonie en innerlijke samenhang van de Schrift en verklaren dat zijzelf haar eigen en beste uitlegger is.

WIJ ONTKENNEN dat de Schrift zodanig mag worden uitgelegd alsof het ene gedeelte een ander gedeelte corrigeert of ermee in strijd is.

WIJ ONTKENNEN dat latere schrijvers van de Schrift eerdere gedeelten van de Schrift verkeerd hebben uitgelegd wanneer zij deze aanhaalden of ernaar verwezen.

Artikel 18

WIJ BEVESTIGEN dat de uitleg die de Bijbel van zichzelf geeft altijd juist is, en dat die nimmer afwijkt van de enkelvoudige bedoeling van de geïnspireerde tekst, maar die veeleer toelicht.

Deze enkelvoudige bedoeling van de woorden van de profeet sluit het begrip in dat de profeet van zijn woorden had, maar is hiertoe niet beperkt en omvat noodzakelijkerwijs de intentie van God zoals die in de vervulling van deze woorden is gebleken.

WIJ ONTKENNEN dat de schrijvers van de Schrift altijd de volle implicaties van hun eigen woorden hebben verstaan.

OPMERKING: Een goed voorbeeld van dit principe vinden we bij de “jonkvrouw” uit Jesaja 7. Hier werd aan koning Achaz een teken gegeven waarin hij de hand des Heren kon zien: een jong meisje van zijn tijd zou zwanger worden en voordat haar zoon zou opgroeien zou Gods oordeel over Juda komen.

Maar de bewoordingen van de tekst zelf verwijzen ver over dit gebeuren heen naar de maagdelijke geboorte van Jezus Christus, Gods Immanuël voor Zijn volk Israël, waarin Zijn erbarmen en lankmoedigheid jegens alle mensen wordt uitgedrukt.

Artikel 19

Wij bevestigen dat ieder vooropgezet begrip dat de uitlegger meebrengt naar de Schrift in harmonie dient te zijn met het onderwijs der Schrift, en onder de correctie van de Schrift dient te staan.

WIJ ONTKENNEN dat de Schrift zou moeten overeenstemmen met vooropgezette meningen die aan haarzelf vreemd zijn, zoals naturalisme, evolutionisme, atheïstisch humanisme en relativisme.

Artikel 20

WIJ BEVESTIGEN dat aangezien God de auteur is van alle waarheid, elke waarheid binnen en buiten de Bijbel deel is van één welsluitend geheel, en dat de Bijbel waarheid spreekt ook waar zij raakt aan zaken die verband houden met de natuur, de geschiedenis of dergelijke.

WIJ BEVESTIGEN voorts dat in bepaalde gevallen buiten-bijbelse gegevens waarde hebben om duidelijker te maken wat de Schrift onderwijst, alsmede om ons aan te sporen om onjuiste interpretaties te corrigeren.

WIJ ONTKENNEN dat buiten-bijbelse zienswijzen ooit in staat zijn om iets wat de Bijbel leert te weerleggen of minder waarschijnlijk te maken.

Artikel 21

WIJ BEVESTIGEN de harmonie tussen bijzondere openbaring en algemene openbaring, en daarmee tussen wat de Bijbel leert en de feiten van de natuur.

WIJ ONTKENNEN dat echte wetenschappelijke feiten onverenigbaar zijn met de ware bedoeling van enige passage van de Schriften.

Artikel 22

WIJ BEVESTIGEN dat Genesis 1 tot 11 een feitelijk verslag geven, net als de rest van het boek.

WIJ ONTKENNEN dat de leringen van Genesis 1-11 mythisch zijn en dat wetenschappelijke hypothesen over de geschiedenis van de aarde of de oorsprong van de mensheid kunnen worden gebruikt om datgene wat de Schrift leert omtrent de schepping omver te werpen.

Artikel 23

WIJ BEVESTIGEN de duidelijkheid van de Schrift en in het bijzonder van haar boodschap over de redding van zonde.

WIJ ONTKENNEN dat alle gedeelten van de Schrift even duidelijk zijn of van even groot belang voor de boodschap der verlossing.

Artikel 24

WIJ BEVESTIGEN dat wanneer iemand de Schrift wil verstaan hij daarvoor niet afhankelijk is van de deskundigheid van bijbelgeleerden.

WIJ ONTKENNEN dat iemand voorbij behoort te gaan aan de resultaten van de technische studie van de Schrift door bijbelgeleerden.

Artikel 25

WIJ BEVESTIGEN dat de enige soort van prediking die in voldoende mate de bijbelse openbaring overbrengt alsmede de juiste toepassing ervan voor het leven, die is welke getrouw de tekst van de Schrift uiteenzet als het Woord van God.

WIJ ONTKENNEN dat de prediker enige boodschap van God heeft los van de tekst van de Schrift.