Een vast fundament

Les 40

Intocht / verraad / avondmaal

Deze les is ook als film op YouTube te bekijken.

Veel mensen volgden de Heere Jezus, overal waar Hij ging. Sommigen wilden genezing van hun ziekte, anderen wilden bevrijd worden van de Romeinen. Er waren er maar weinig mensen die nadachten over het belangrijkste in het leven. Dat belangrijkste is, dat er een oplossing is voor hun zonde en bevrijding van de macht van Satan. En jij? Wil jij de Heere Jezus zoeken voor een fijn leven op aarde, of gaat het jou ook om iets anders? Of wil je liever niet hierover nadenken en gewoon doorleven?

De Bijbellezingen uit deze les zijn uit Marcus 11:1-10 en Marcus 14:1-26.

A. De Heere Jezus liet Zijn discipelen een ezel halen

Toen de Heere Jezus en Zijn discipelen naar Jeruzalem liepen, kwamen ze in een kleine plaats, Bethanië, net buiten Jeruzalem. Maria, Martha en Lazarus woonden in Bethanië. Nog maar kort daarvoor had de Heere Jezus Lazarus van de dood opgewekt. Zie les 39.

Marcus 11
1 En toen zij Jeruzalem naderden, bij Bethfagé en Bethanië, dicht bij de Olijfberg, zond Hij twee van Zijn discipelen uit,
2 en zei tegen hen: Ga naar het dorp dat voor u ligt, en zodra u er binnenkomt, zult u een veulen vinden dat vastgebonden is, waarop geen mens gezeten heeft; maak het los en breng het hier.
3 En als iemand tegen u zegt: Waarom doet u dat? zeg dan: De Heere heeft het nodig; en hij zal het meteen hierheen sturen.
4 En zij vertrokken en vonden het veulen vastgebonden bij de deur, buiten aan de straat, en zij maakten het los.
5 En sommigen van hen die daar stonden, zeiden tegen hen: Wat doet u, dat u het veulen losmaakt?
6 Maar zij spraken tot hen zoals Jezus bevolen had; en men liet hen gaan.

B. De mensen ontvingen Jezus als de Verlosser

De geschiedenis gaat verder:

Marcus 11
7 En zij brachten het veulen bij Jezus en wierpen hun kleren erop; en Hij ging erop zitten.
8 Ook spreidden velen hun kleren op de weg uit en anderen hakten twijgen van de bomen en spreidden ze op de weg uit.
9 En zij die vooropliepen en zij die volgden, riepen: Hosanna! Gezegend Hij Die komt in de Naam van de Heere!
10 Gezegend het Koninkrijk van onze vader David, dat komt in de Naam van de Heere! Hosanna in de hoogste hemelen!

De Heere Jezus zat op de jonge ezel en reed Jeruzalem binnen net zoals God heel lang daarvoor de de profeet Zacharia had gezegd. Lees maar in Zacharias 9:9 "Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin."

Een grote groep mensen dachten dat de Heere Jezus als de beloofde Verlosser van God zou zijn. Zij gingen Hem prijzen, "Hosanna", zongen ze. Ze dachten dat Hij degene was, van wie alle profeten hadden gezegd dat God Hem als hun koning zou sturen. Maar ook toen waren er nog veel mensen die niet geloofden in Jezus als Redder van Satans macht en Redder van hun zonden en van Gods straf. Zij wilden alleen dat Jezus hun aardse koning zou zijn, zodat Hij hen van hun vijanden zou verlossen.

C. Het plan van de Joodse leiders

De Joodse leiders, de priesters en Schriftgeleerden, wilden Jezus te doden. Dat plan stond vast voor hen. Tegelijk waren ze ook bang voor al de mensen die de Heere Jezus volgden. Lees maar.

Marcus 14
1 En na twee dagen was het Pascha en het Feest van de ongezuurde broden. En de overpriesters en de schriftgeleerden zochten naar een manier om Hem door een list te grijpen en te doden.
2 Maar zij zeiden: Niet tijdens het feest, opdat er niet misschien opschudding onder het volk ontstaat.

De mensen vonden de Heere Jezus erg bijzonder, ze wilden Hem graag zien. Dat kwam door alle grote wonderen die Hij gedaan had.

D. Judas maakte het plan om Jezus te verraden

Marcus 14:10 En Judas Iskariot, een van de twaalf, ging weg naar de overpriesters om Hem aan hen over te leveren.

Judas was één van de twaalf discipelen die Jezus had gekozen om bij Hem te zijn. Judas maakte zich niet druk over zijn eigen zonde. Hij geloofde niet in Jezus als de Redder van zondaars. Judas volgde Jezus om er zelf beter van te worden. Hij wilde graag belangrijk zijn en veel geld hebben.

Johannes 12:6 En dit zei hij (dat is Judas) niet omdat hij zich bekommerde om de armen, maar omdat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg wat gegeven werd.

De Heere Jezus en de discipelen kregen wel eens geld van mensen. Dat ging allemaal in één portemonnee. Geld om eten te kopen bijvoorbeeld. Judas bewaarde die portemonnee. Maar we lezen hier, dat hij er zelf ook stiekem geld uit pakte.

Toen Judas zag dat het allemaal heel anders zou gaan als hij gehoopt had, maakte hij het plan om de Heere Jezus te verraden, te verkopen. Judas zag er niet gemeen uit. Niemand van de andere discipelen had dit ooit verwacht. Drie jaren was Judas bij de Heere Jezus geweest. De Heere Jezus had hem uitgekozen om Zijn discipel te zijn - ook al wist Hij dat Judas Hem verraden zou. Dit móest allemaal zo gebeuren, zodat alles wat in de Bijbel door de profeten voorspeld was, zou uitkomen. Het was Satan die Judas verleidde om de Heere Jezus te verraden. Satan haat Jezus omdat Jezus God is en Hij de waarheid spreekt. Satan dacht dat als hij de Joodse leiders zover zou krijgen dat ze Jezus zouden doden. En als de Heere Jezus dood was, kon Gods plan om Satan te vernietigen en zondaars te bevrijden niet doorgaan.

Wat God veel eerder al in Zijn Woord had gezegd, kwam uit. God zei dat een vriend van de Heere Jezus Hem aan Zijn vijanden zou verkopen.

Psalm 41:10 Zelfs de man met wie ik in vrede leefde, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft zich tegen mij gekeerd.

Judas ging naar de vijanden van Jezus. Hij zei: Als jullie mij geld geven, wil ik Jezus wel verraden. Wat denk je dat de Joodse leiders daarvan dachten?

Marcus 14:11 En toen zij dat hoorden, verblijdden zij zich en beloofden zij hem geld te geven. En hij zocht naar een geschikte manier om Hem over te leveren.

In het Bijbelboek Mattheüs staat dat de Joodse leiders beloofden dat ze Judas dertig zilverlingen zouden betalen. In die tijd was dit de prijs voor een gewone slaaf. (!)

Meer dan 500 jaren daarvoor had God Zijn profeet Zacharia verteld dat dit met de Verlosser zou gebeuren.

Zacherias 11:12 Want Ik had tegen hen gezegd: Als het goed is in uw ogen, geef Mij Mijn loon; zo niet, laat het na. Toen hebben zij Mijn loon afgewogen: dertig zilverstukken.

Gods Woord komt altijd uit.

E. Voorbereiding op het Pascha

We hebben gelezen over het verraad van Judas. In Marcus 14 wordt verder verteld hoe het met het leven van de Heere Jezus ging.

Marcus 14:12 En op de eerste dag van de ongezuurde broden, wanneer ze het Pascha slachtten, zeiden Zijn discipelen tegen Hem: Waar wilt U dat wij heengaan en voorbereidingen treffen, zodat U het Pascha kunt eten?

Herinner je je waar de Joden aan terug dachten bij het vieren van het Pascha ? De bevrijding uit de slavernij van Egypte, en het bloed van het lam dat aan de deurposten gesmeerd werd zodat de oudste zoon niet hoefde te sterven. Zie les 18, en Exodus 12:21-27.

De Heere Jezus laat in deze geschiedenis in Marcus 14 zien dat Hij als God àlles weet. Hij is alwetend.

Marcus 14
13 En Hij stuurde twee van Zijn discipelen eropuit en zei tegen hen: Ga de stad in en iemand zal u tegemoetkomen die een kruik water draagt; volg hem,
14 en waar hij ook naar binnen gaat, zeg daar tegen de heer des huizes: De Meester zegt: Waar is de eetzaal waar Ik het Pascha met Mijn discipelen eten zal?
15 En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, volledig ingericht en klaar; maak het daar voor ons gereed.

Waar moeten de twee discipelen op letten? Op een man die de waterkruik droeg. Jezus wíst dat de discipelen hem zouden ontmoeten. Het was in die tijd niet gewoon dat een man een waterkruik droeg. Meestal deden de vrouwen dit. De Heere weet alles voordat het gebeurt!

Marcus 14:16 En Zijn discipelen vertrokken en kwamen in de stad en zij vonden het zoals Hij hun gezegd had, en zij maakten het Pascha gereed.

F. Jezus kende Zijn verrader

We lezen verder:

Marcus 14
17 En toen het avond geworden was, kwam Hij met de twaalf.
18 En toen zij aanlagen en aten, zei Jezus: Voorwaar, Ik zeg u dat een van u, die met Mij eet, Mij verraden zal.

Jezus wist ook, zonder dat iemand het Hem verteld had, dat Judas Hem ging verraden.

Marcus 14
19 En zij begonnen bedroefd te worden en de een na de ander tegen Hem te zeggen: Ik ben het toch niet? En weer een ander: Ik ben het toch niet?
20 Maar Hij antwoordde hun: Het is een van de twaalf, die met Mij in de schotel indoopt.

De Heere Jezus zei dat degene die Hem zou verraden één van de discipelen was die met Hem de maaltijd hield.

Jezus en degene die Hem ging verraden doopten stukjes ongerezen brood (matze) in dezelfde schaal. Nu hadden ze een maaltijd samen. Het zou niet lang meer duren, een paar uren misschien, voordat Judas de vijanden bij de Heere Jezus zou brengen. Toen Jezus zei dat de verrader één van de twaalf zou zijn, probeerde Hij waarschijnlijk Judas duidelijk te maken hoe verschrikkelijk het was wat hij van plan was te doen. Jezus gaf Judas de mogelijkheid om zijn plan nog te veranderen. Jezus waarschuwde Judas uit liefde.

Marcus 14:21 De Zoon des mensen gaat wel heen, zoals over Hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Zoon des mensen verraden wordt! Het zou goed voor die mens zijn, als hij niet geboren was.

De Heere Jezus noemde Zichzelf vaak de “Zoon des mensen”. Hij was God en ook echt mens.

Jezus wist dat Hij sterven moest. Dit had God al door de profeten in het Oude Testament gezegd. Zie ook 1 Petrus 1:10 en 11. Maar ook al moest Jezus sterven, dan nog, deed Judas iets verkeerds. Judas werd hierin niet door de Heere God geleid. Hij liet zich leiden door Satan. Judas zou voor altijd voor zijn eigen zonden gestraft worden:

  1. Hij was egoïstisch - dacht alleen maar aan zichzelf.
  2. Hij had meegeholpen in de dood van de Heere Jezus.
  3. Hij wilde de Heere Jezus Christus niet als zijn Redder aannemen.
  4. Het verschrikkelijke wat hij had gedaan, liet zien dat hij niet geloofde.

G. Wat betekenen het brood en de wijn?

De Heere Jezus brak het brood. Hij legde toen uit dat, zoals Hij het brood had gebroken, zo Zijn lichaam door kwade mensen zou gebroken worden.

Marcus 14:22 En terwijl zij aten, nam Jezus brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het hun en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam.

En daarna staat er:

Marcus 14
23 En Hij nam de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die en zij dronken er allen uit.
24 En Hij zei tegen hen: Dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe testament, dat voor velen vergoten wordt.

Jezus zei dat de wijn die Hij schonk een afbeelding / plaatje was van Zijn bloed dat uit Zijn lichaam zou stromen. De Heere Jezus zei dat als Hij stierf, Hij Zijn leven in de plaats van zondaars zou geven. Daarna ging de Heere Jezus naar de Olijfberg.

Marcus 14
25 Voorwaar, Ik zeg u dat Ik niet meer zal drinken van de vrucht van de wijnstok tot op de dag wanneer Ik die nieuw zal drinken in het Koninkrijk van God.
26 En toen zij de lofzang gezongen hadden, vertrokken zij naar de Olijfberg.

In de tijd dat de Joden het Pascha vierden, aten ze zeven dagen ongezuurd brood, matzes. Het zijn een soort platte pannenkoeken. Dit brood kan je niet snijden of in stukjes scheuren zoals onze boterhammen. Op die eerste dag van deze periode moesten stukjes van dit brood afgebroken worden en gedoopt worden in speciale bittere saus die in een schaal op tafel stond. De gastheer was diegene die het brood uitdeelde. En zo was het ook met de Heere Jezus en de discipelen. Hier was Jezus de gastheer die het brood uitdeelde.

Exodus 12
15 Zeven dagen moet u ongezuurde broden eten. Meteen op de eerste dag moet u het zuurdeeg uit uw huizen wegdoen, want ieder die iets gezuurds eet, van de eerste tot de zevende dag, die persoon moet uit Israël worden uitgeroeid.
16 Op de eerste dag moet er een heilige samenkomst zijn, en ook moet u een heilige samenkomst hebben op de zevende dag.

In sommige kerkelijke gemeenten gebruiken ze ook matzes bij het Avondmaal, de Maaltijd van de Heere. Dit brood kan je breken en het ongerezen brood is in de Bijbel ook vaak ook een beeld van "zonder zonde". Zo was de Heere Jezus.

Wij kunnen ons niet voorstellen hoeveel liefde de Heere Jezus had. Hij zondigde nooit en toch zou Hij voor zondaars sterven. Elk van de twaalf discipelen aan die tafel zou eigenlijk moeten sterven. Jij en ik zouden moeten sterven voor onze zonden. De Heere Jezus wilde dit doen om te verlossen van de macht van Satan en zonde. Hij wilde dat doen voor hen, voor jou, voor mij ....

Vragen

  1. Wat verwachtten de meeste mensen van de Heere Jezus na alles wat ze gehoord en gezien hadden?
    Antwoord: Ze dachten dat Hij een aardse koning zou worden.
  2. Wat hadden de Joodse leiders bedacht, wat wilden ze doen?
    Antwoord: De Joodse leiders wilden de Heere Jezus doden.
  3. Judas ging de Joodse leiders helpen in het doden van de Heere Jezus. Door wie werd hij geleid?
    Antwoord: Judas werd door de Satan geleid.
  4. Waarom wilde de Satan de Heere Jezus dood hebben?
    Antwoord: Omdat Jezus zondaren wilde bevrijden van Satans macht en omdat Hij ooit Satan zou gaan vernietigen.
  5. De Heere Jezus vertelde waarom Hij zou gaan sterven, waarom Zijn lichaam gebroken en Zijn bloed vergoten werd. Waarom ging Hij dat doen?
    Antwoord: Hij wilde dit doen in de plaats van zondaren.