Een vast fundament

Les 24

God stuurde zijn boodschappers, de profeten; Israel weigerde hun boodschap te gehoorzamen

Deze les is ook als film op YouTube te bekijken.

God wil niet dat mensen tegelijk Hem en ook iets anders aanbidden.

Zoals we al eerder hebben gehoord, bespreken we niet uitgebreid alle Bijbelse geschiedenissen. We maken sprongen door de Bijbel heen om zo de grote belangrijke lessen te leren. Zo is het ook in deze les. In tijd gaat het van de profeten in het Oude Testament door tot ongeveer 100 jaar na de geboorte van de Heere Jezus.

Heb je ooit geprobeerd om iemand iets te vertellen die niet naar je wilde luisteren? Dat is niet gemakkelijk! Als je iemand van wie je veel houdt, wilt waarschuwen voor iets ergs of gevaarlijks, dan is het helemaal moeilijk als de ander niet luistert en gewoon doorgaat waar hij of zij mee bezig is. Nog moeilijker is het als je iemand, van wie je veel houdt, waarschuwt voor iets vreselijks dat gaat gebeuren. Over dit soort vertellen en niet luisteren en gehoorzamen gaat deze les.

A. God sprak tot de mens vanaf het begin

God is de Schepper van alle mensen in de wereld. Jesaja 45:12. God houdt van alle mensen en wil dat alle mensen gered worden van de macht van Satan. Johannes 3:16. Daarom heeft God vanaf het begin van de wereld tot de mensen gesproken zodat ze Zijn wil zouden weten. 2 Petrus 3:9.

Jesaja 45:12 Ik heb de aarde gemaakt en Ik heb de mens daarop geschapen. Ik ben het, Mijn handen hebben de hemel uitgespannen en aan heel zijn sterrenleger geef Ik Mijn bevelen.
Johannes 3:16 Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
2 Petrus 3:9 De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen.

Thema: God communiceert met de mens

God sprak door Zijn boodschappers tot Israël en Juda. Hij wilde via hen de mensen leren en waarschuwen voor Zijn oordeel over zonde. God stuurde ook boodschappers naar de andere volken die dichtbij Israël woonden. Een voorbeeld hiervan is de profeet Jona.

B. De boodschap van de profeten

Gods boodschappers werden profeten genoemd. Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël waren enkele bekende profeten van God. Gods profeten vertelden de mensen dat ze zich moesten bekeren, hun afgoden moesten vernietigen en alleen op de Heere moesten vertrouwen.

‘Bekering’ betekent: een verandering van denken. Bekeren betekent dat we het met God eens zijn en toegeven dat we zondig zijn (zoals we gehoord hebben over de lessen van Abel, Noach, Abraham). Veel van de Israëlieten die in de tempel kwamen om te aanbidden, aanbaden tegelijk ook afgoden. God zei dat dat niet mocht. Ze moesten kiezen wie ze wilden aanbidden. Twee godsdiensten tegelijk kan niet. God wil dat mensen Hem met hun hele hart aanbidden.

Gods profeten herinnerden de Israëlieten ook aan Gods geboden. Ze hadden die gekregen vanaf de Sinaï. De Israëlieten waren ongehoorzaam aan deze geboden. De profeten zeiden tegen de mensen dat ze zich moesten bekeren, anders zou God hen straffen. Hij zou vijanden op hen afsturen die tegen hen zouden vechten en hen gevangen zouden nemen.

De profeet Jesaja bijvoorbeeld waarschuwde Israël (de noordelijke tien stammen) dat God de Assyriërs zou sturen om tegen hen te vechten en hen gevangen te nemen als ze zich niet zouden bekeren.

Zie bijvoorbeeld Jesaja 10.
5 Wee Assyrië, de roede van Mijn toorn; en Mijn gramschap is een stok in hun hand.
6 Op een huichelachtig volk zal Ik hem afsturen; tegen het volk waarop Ik verbolgen ben, zal Ik hem bevel geven om roof te plegen, om buit te roven, en om het te vertrappen als slijk op straat.

En Jeremia waarschuwde de mensen van Jeruzalem en Juda dat de Heere de Babyloniërs zou sturen om hen gevangen te nemen.

Een voorbeeld hiervan:
Jeremia 20:4b: Heel Juda geef Ik in de hand van de koning van Babel, en hij zal hen in ballingschap voeren naar Babel en hen met het zwaard doden.

God is niet veranderd. Hij is nog steeds de enige echte en levende God. Hij is onze Schepper. Hij zal iedereen straffen die iets of iemand anders dient.

Thema: God is heilig en rechtvaardig; Hij eist dood als betaling voor zonde

Maar God had Zijn belofte om de Verlosser te sturen niet vergeten.

Ook al waren er duizenden jaren voorbijgegaan sinds God voor de eerste keer de belofte van de Verlosser gegeven had (in de tuin van Eden), de Heere had Zijn belofte niet vergeten.

Honderden jaren voordat de grote Verlosser kwam, vertelde God al veel meer over Hem. Hij vertelde aan Zijn gekozen boodschappers, de profeten, wat er met de Verlosser zou gebeuren. De profeten schreven deze dingen op, en dat is wat we nu in de Bijbel kunnen vinden.

God hield vast aan Zijn om de Verlosser te sturen. Ook toen de meeste mensen zich niets van Hem aantrokken. God wilde niet dat iemand voor eeuwig gestraft zou worden. Ezechiël 18:32.

In de volgende les zullen we naar enkele van die profetieën kijken en zien hoe God ze vervulde. God weet alles al voordat het gebeurt, dat moet je goed onthouden. In het Oude Testament is zo’n 300 keer iets voorspeld over de Verlosser. Zulke Bijbelse voorspellingen noemen we “profetie”. Al deze voorspellingen, profetieën, zijn precies uitgekomen.

C. Israëls houding tegenover God, Zijn profeten en hun boodschap

Er waren altijd enkele Israëlieten die God wèl geloofden en de boodschap van de profeten van de Heere aannamen. Maar de meeste Israëlieten wilden de woorden van God niet geloven. Zij vervolgden en vermoordden de profeten van de Heere zelfs. Zij gingen door met het dienen van de afgoden, net als de volken rondom hen. Veel mensen brachten wel offers in de tempel, maar zij gehoorzaamden God niet in het dagelijks leven.

De Heere zei in Jesaja 29:13: Omdat dit volk tot Mij nadert met zijn mond en zij Mij eren met hun lippen, maar hun hart ver van Mij houden, en hun vrees voor Mij slechts een aangeleerd gebod van mensen is ...

Wij kunnen God niet voor de gek houden. God weet al onze gedachten en wat er in ons hart is. Hij weet wie we werkelijk van binnen zijn.

Zie ook:
1 Koningen 18:21 Toen kwam Elia naar voren, bij heel het volk, en zei: Hoelang hinkt u nog op twee gedachten? Als de HEERE God is, volg Hem, maar als het de Baäl is, volg hem! Maar het volk antwoordde hem niet één woord.
Romeinen 3:23 Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God.

Thema: God weet alles

De meesten van de priesters en leiders waren verkeerde mannen. Naast de profeten die door God gezonden werden, waren er ook valse profeten die leugens vertelden aan het volk Israël. Zij zeiden dat ze boodschappers van God waren, maar zij waren in werkelijkheid de dienaars van Satan. Zij zeiden de mensen dat alles prima was en dat God hen niet zou straffen.

Jeremia 6 is daar een voorbeeld van:
13 Want van hun kleinste tot hun grootste, ieder van hen is uit op winstbejag. Van profeet tot priester pleegt ieder van hen bedrog.
14 Zij genezen de breuk van Mijn volk op het lichtst, door te zeggen: Vrede, vrede! Maar er is geen vrede.

Satan is vandaag nog steeds dezelfde: hij gebruikt mensen om leugens te verspreiden.

Thema: Satan vecht tegen God en Zijn wil; Satan is een leugenaar en verleider, hij haat de mens

D. Gods oordeel over Israël en Juda

God is geduldig. Hij straft zondaars niet gelijk. Israël geloofde niet dat God het zou laten gebeuren dat hun vijanden hun land zouden innemen en hen als gevangenen mee zouden nemen. Omdat Israël God niet geloven wilde, liet Hij toe dat hun vijanden hen overwonnen. De Assyriërs versloegen de noordelijke tien stammen en namen hen mee als gevangenen. 2 Koningen 17:1-8. En de Assyriërs brachten mensen van andere landen in het noordelijke deel van Israël om daar te wonen. Deze mensen aanbaden afgoden.

Veel van de mensen van de tien stammen van Israël die niet meegenomen werden naar Assyrië trouwden met deze mensen die van de andere landen gekomen waren. De nakomelingen van deze gemengde huwelijken werden Samaritanen genoemd. De Samaritanen aanbaden de Heere, maar deden dat op hun eigen manier. Ze zeiden: “de Heere vindt het vast ook goed als we Hem dienen zoals we zelf goed vinden.” Ze gingen niet naar Gods tempel in Jeruzalem. De Heere had gezegd dat Jeruzalem (in de tempel) de plaats was waar Hij woonde en waar ze een aantal keren per jaar bij Hem moesten komen in de tempel voor speciale feesten.

Zie Johannes 4:20-22 (Samaritaanse vrouw).
20 Onze vaderen hebben op deze berg aanbeden, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden.
21 Jezus zei tegen haar: Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden.
22 U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de zaligheid is uit de Joden.

Juda, wat bestond uit de twee zuidelijke stammen van Israël en de mensen uit Jeruzalem, wilde zich ook niet bekeren. Daarom liet God toe dat de Babyloniërs hen meenamen in gevangenschap. De Babyloniërs maakten de muren van Jeruzalem kapot en konden zo de stad veroveren. Zie 2 Kronieken 36:15-21. Zij vernielden ook de tempel die Salomo gebouwd had. 2 Koningen 25:1-12.

God deed waar Hij de Israëlieten voor gewaarschuwd had. De mensen wilden Zijn Woord niet geloven, daarom strafte Hij hen.

God houdt Zich altijd aan Zijn Woord. Hij doet alles wat Hij zegt. Als in Zijn Woord staat, dat zonde gestraft moet worden, dan gebeurt dat ook.

E. De terugkeer van de weggevoerden uit Babylon

Na veel jaren was er een groep van de mensen van Juda in Babylon die zich bekeerden. Ze vroegen de Heere of Hij hen terug wilde brengen naar hun eigen land. De Heere hoorde hun hulpgeroep en bracht deze mensen terug naar Jeruzalem (de meeste Joden bleven in Babylon achter, ze gehoorzaamden de Heere niet). De mensen die wel terug gingen herbouwden Jeruzalem en de stenen muren rond de stad. Zij bouwden de tempel ook weer op. De Israëlieten die naar hun land terugkeerden kregen ook een andere naam: ze werden vanaf dit moment Joden genoemd. De naam Jood komt waarschijnlijk van Juda. De Joden gingen door met het aanbidden van God. De meeste Joden deden dit niet met hun hele hart. Ze gingen naar de tempel met hun offers, maar ze geloofden nog steeds niet echt dat ze zondaars waren die Gods genade nodig hadden.

F. De Grieken en de Romeinen

De Heere strafte de Joden opnieuw. Hij liet andere volken over hen regeren. De Grieken heersten een tijd over de Joden en leerden hen Grieks te spreken. Maar God, die alles weet, ging de Griekse taal gebruiken. In deze taal die in veel landen werd gesproken, kon nu ook het Woord van de Heere gebracht worden. Het Woord van de Heere werd verspreid. Gedeeltes van het Oude Testament werden van het Hebreeuws in het Grieks vertaald. En de boeken van het Nieuwe Testament werden later in het Grieks geschreven. Grieks werd toen door velen gesproken en God zorgde er zo voor dat vele mensen met Zijn Woord bereikt werden. Op die manier werden de volken voorbereid op de komst van de Verlosser.

Na een tijd namen de Romeinen de macht van de Grieken over en heersten zo ook over Jeruzalem en over Israël. De Romeinen heersten over de Joden en lieten hun belasting betalen. Als iemand niet gehoorzaamde werd hij ernstig gestraft. De Romeinen doodden vele Joden door het zwaard en de speer en kruisigden ook mensen.

De Romeinen aanbaden veel valse goden. Toch lieten de Romeinen toe dat de Joden God aanbaden in de tempel. Opnieuw gebruikte God in Zijn almacht en alwetendheid de machtige regeerders van die tijd, deze keer de Romeinen. De Romeinen maakten veel wegen. De wegen gingen vanuit Rome naar heel veel landen. God zorgde er zo voor dat Zijn Woord naar verre landen zou kunnen gaan. God heeft een warm hart voor mensen van alle landen. Hij wil dat zij Hem leren kennen.

Jesaja 45:22 Wend u tot Mij, word behouden, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand anders.

Op veel plaatsen werden zogenaamde synagogen werden gebouwd. Deze synagogen waren Joodse samenkomstgebouwen. In de synagogen werd het Oude Testament gelezen en onderwezen.

Door de vervolgingen en gevangenschappen raakten de Joodse mensen verspreid over veel landen. Overal werden synagogen gebouwd, niet alleen in Israël, maar ook in Azië, Griekenland, Perzië en Noord-Afrika. Op de laatste dag van de week, de Sabbat, kwamen de Joden samen in hun synagogen en de Joodse religieuze leiders lazen de boeken van Mozes en de profeten en legden ze uit.

G. De Joodse gelovigen

Velen bezochten de synagogen uit traditie, maar toch was er altijd een kleine groep van mensen die Gods Woord echt geloofden. Ze vertrouwden de Heere en probeerden Zijn geboden te volgen. De Heere zag hun geloof en nam hen daarom aan. Deze mensen waren als Abel, Noach, Abraham en vele anderen die inzagen dat ze zondaars waren. Zij vertrouwden op de Heere voor Zijn genade en vergeving. Zij verwachtten de komende Verlosser die God had beloofd en die hen van Satan zou bevrijden. Er waren duizenden jaren voorbijgegaan sinds God voor de eerste keer had beloofd de Verlosser te sturen, maar zij wisten dat Hij op de tijd zou komen die God gepland had.

Het ongeloof van veel Israëlieten bracht God veel verdriet. Toch veranderde God niet en hield Zijn belofte aan Israël. God zorgde er tegelijk voor dat iedereen van de Verlosser zou kunnen horen, niet alleen Israël, maar de hele wereld. God bewaarde Zijn volk Israël om hierin mee te werken in Zijn plan.

Vragen

  1. Waarom liet God het toe dat vreemde volken Israël binnenvielen en het volk overwonnen?
    Antw. Omdat ze God vergaten en afgoden dienden.
  2. De Heere God had een Bevrijder, een Verlosser beloofd, voor de eerste keer al in de tuin van Eden, het Paradijs. Het volk was ongehoorzaam aan de Heere. Ging daarom voor straf de belofte niet door?
    Antw. Nee, God bleef de belofte herhalen totdat deze vervuld werd. God doet altijd wat Hij zegt of belooft.
  3. Wie stuurde de Heere om de Israëlieten te waarschuwen dat Hij hen zou straffen?
    Antw. De Heere stuurde Zijn profeten die vertelden dat ze naar andere landen weggevoerd zouden worden als straf voor hun afgodendienst.
  4. De groep Israëlieten die na de wegvoering naar Babylon na zeventig jaren weer terugging kreeg een nieuwe naam. Hoe heetten ze vanaf die tijd?
    Antw. Joden.
  5. Door welke wereldtaal werd Gods Woord verder dan Israël verspreid?
    Antw. Dat was de Griekse taal.